Liever kozen zij ervoor het Onafhankelijk Maastrichts Studenten Genootschap Plutarchus op te richten. De basis van het O.M.S.G. Plutarchus wordt sinds de oprichting gevormd door de diversiteit van de individuele leden, hun openheid en het respect dat zij voor anderen en zichzelf hebben. Daarbij zijn integriteit, karakter en een kritische natuur van groot belang, evenals humor, energie en wilskracht. Individuen binnen het Genootschap hebben de ruimte voor eigen ideeën en initiatieven, om zichzelf zodoende te ontplooien en van elkaar te kunnen leren, dit ook naar het voorbeeld van de gelijknamige filosoof en geschiedschrijver.
Plutarchus leefde omstreeks 46-125 na Christus. Hij was een goed opgeleide, vermogende Griek uit Chaeronea, een plaatsje ten noordwesten van Athene, op de grens van de twee Griekse landschappen Phocis en Boeotia. Plutarchus kon van zijn bezittingen (lees: grondbezit) leven en hoefde niet voor zijn brood te werken, zodat hij zich kon concentreren op bestuursfuncties die een gentleman pasten, contacten met vrienden, culturele activiteiten en het familieleven. Hij had een grondige training ondergaan in wijsbegeerte en welsprekendheid, de kunst van het spreken en schrijven in de literaire elitetaal van de toenmalige Griekse wereld.
De Grieken leefden toen al meer dan 200 jaar onder het Romeinse bestuur; zij maakten deel uit van het grote Romeinse rijk, dat reikte van de Ierse Zee tot de Eufraat en van de Rijn en de Donau in het noorden tot de Sahara en de Soedan in het zuiden. Het rijk bestond uit provincies, bestuurd door stadhouders die toezicht hielden op de plaatselijke leiders, die geen Romeinen waren, maar autochtonen. Etnische afkomst uit Italië werd minder belangrijk gevonden dan bekwaamheid, rijkdom en cultuur.
Plutarchus schreef levensbeschrijvingen – telkens van een Griek en een Romein naast elkaar, de zogenaamde Parallelle Levens – en traktaten over ethische, religieuze, natuurkundige, politieke of literaire onderwerpen en dialogen over hoog wijsgerige problemen, maar even goed over triviale thema’s. Hierbij beperkte hij zich niet tot het klakkeloos onderschrijven van een filosofische traditie, maar liet hij zich veeleer inspireren door de verscheidenheid aan wijsgerige opvattingen om tot heel praktische handreikingen voor het leven van alledag te komen.
De beroemdste werken van Plutarchus zijn zonder twijfel zijn Parallelle Levens. Het meest gelezen en nagevolgd zijn zijn biografieën van Alexander de Grote, Caesar en Antonius (de minnaar van Cleopatra). Plutarchus maakt echter wel duidelijk dat hij karakters wil weergeven, en geen nauwkeurige geschiedvorsing voor ogen heeft. Daarom laat hij soms belangrijke historische evenementen weg, maar vertelt hij wel kleine bijzonderheden die zijn hoofdpersonen karakteriseren. Desondanks is zijn oeuvre een belangrijke bron van wetenswaardigheden en van inzicht in belangrijke historische processen en gebeurtenissen uit de Griekse en Romeinse oudheid.
Van Plutarchus’ werken is naar verhouding veel overgebleven. Zijn werk is vanaf de oudheid tot nu toe steeds door een tamelijk breed publiek gelezen, en is daardoor in het Byzantijnse rijk van de Middeleeuwen steeds weer overgeschreven en in verscheidene kopieën verspreid. Toen eenmaal de boekdrukkunst uitgevonden was en in de tweede helft van de vijftiende eeuw de belangstelling voor de oude Griekse literatuur herleefde werden de werken van Plutarchus snel populair onder de culturele elite van de Renaissance. Zelfs Shakespeare heeft de stof voor verschillende van zijn stukken uit het oeuvre van Plutarchus gehaald.
Plutarchus’ werken zijn vermoedelijk het meest gelezen in de zestiende tot en met de achttiende eeuw. Plutarchus was weliswaar een heiden, maar dan toch geen slechte, en geestelijke leidslieden oordeelden dat hij voor de juiste christelijke ethische beelden en voorschriften stond. In de negentiende eeuw is Plutarchus’ roem gaan tanen, men begon hem steeds meer te beschouwen als een veelweter en schrijver zonder diepe bezinning of hoge waarheden. Tegenwoordig zijn wij wat afgeraakt van die hoge waarheden en waarderen wij opnieuw Plutarchus’ vertelkunst, als aangename amusementsliteratuur. En daar hebben we nog gelijk in ook!